Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [Maar] als [31][God] [32]hem verslindt uit [33]zijn plaats, zo [34]zal zij hem [35]loochenen, [zeggende]: Ik heb u niet gezien. 31. Of, de verslinder, welke God is, die de goddelozen uitroeit. 32. Te weten, den goddelozen huichelaar, die bij een groenenden boom vergeleken wordt. 33. Te weten, waar de stam des booms was. Versta, de woning, den staat, de heerlijkheid en regering van den goddeloze. Vergelijk onder, hfdst.18 vs.21, en hfdst.27 vs.21, en de aantekening. 34. Te weten, de plaats, dat is de inwoners derzelve. Zie boven, hfdst.7 vs.10. 35. Dat is, hij zal zo uitgeroeid worden, dat men niet zal bekennen noch gedachtig wezen dat hij daar ooit geweest was.